Je weet dat wel op voorhand, maar toch. Moederen, het raakt je tot in je allerdiepste zijn. Ik ben niet meer dezelfde sinds die twee kereltjes uit mij zijn gekomen. Je wordt overrompeld door de instant verliefdheid, de constante zorg die een deel van je leven wordt, de eeuwige twijfel over de juiste aanpak, de pieken en dalen van het ene moment ze fantastisch vinden en het andere moment ze naar de maan verwensen (en je daar even later dan weer schuldig over te voelen). Allemaal te verwachten …
Maar je hebt ook de (voor mij althans) verrassende veranderingen. Ik ben nu bijvoorbeeld “een bleiter”. Ik heb nog amper controle over mijn tranen. Ze duiken te pas en te onpas op. Alles wat me raakt, positief of negatief, komt zowat duizend keer harder en intenser aan dan bij mijn vroegere kinderloze ik.
De rolverdeling was nochtans duidelijk: superman was “den bleiter” en ik diegene die een beetje met hem zat te lachen omdat hij weer door het een of het ander met van die waterige ogen zat. Sinds ik moeder ben, zitten we dus samen te bleiten. Ik heb zo’n vaag vermoeden dat de controle over mijn waterlanders tijdens mijn zwangerschappen naar de placenta verhuisd is, en dus ook bij het medisch afval terecht is gekomen. Of zou het iets met de rechter hersenhelft te maken hebben?